141. kwaliteitsverbetering bij dovenonderwijs IvD deel 2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Mijn dank aan Rene van der Veen
Reactie plaatsen
Reacties
converse trainers
10 jaar geleden
How come a lot of stuff you read about bags is simply completely wrong and what you must realize.
converse trainers http://www.poltair.co.uk/converse-size-2/converse-trainers-34ia.html
Chris De Kok
12 jaar geleden
hoi rene
ik was op de wylerberg in beek-ubbergen bij grens berg en dal lang geleden ik was 1966 tot 1973 op de wylerberg en school bij sint -jezofschool slechthorenden en dove kind en ik kent wel klasgenot meneer arnold janssen die baard en bril en zwarte haar ik zit op raam kleine meisjes naam is dorine
gr van chris de kok
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers De foto 5,6 en 7 Vakonderwijs op ivd.
VOORTGEZET ONDERWIJS.
'Differentiatie' was ook het sleutelwoord bij het voortgezet onderwijs. In 1957 begon het Instituut voor Doven met onderwijs in ULO-vakken (Engels, Wiskunde en Handels-
kennis) voor de meest intelligente leerlingen. Ook werdener leerlingen voorbereid voor het ULO-examen en voor de overgang naar Middelbaar onderwijs voor horende kinderen.
Als voorbereiding op de vakopleiding konden leerlingen naar de VBO-school(Voortgezet Buitengewoon Onderwijs)
later veranderd in VSO-school (Voorgezet Speciaaal Onderwijs). Hier kregen ze een algemene of een beroeps-
gerichte opleiding.
In 1960 werd de lager Technische School " Sint Jozef " in gebruik genomen in 1967 gevolgd door de huishoudschool " Sint Rita ". Het vakonderwijs kreeg daarmee een belangrijke impuls. Het instituut stapte bovendien af van het principe dove leerlingen een afgeronde, gespecialiseerde vakopleiding te geven. 'De huidige veranderde maatschappij eist eerder een groter flexbiliteit in de opleiding. Daarom staat de algemene ontwikkeling voorop; ook op de Lager Techinsche school en de Meisjsnijverheidschool'. aldus een voorlichtingsbrochure uit de jaren 1960. Dat getuige van een vooruitziende blik, want de gespecialiseerde vakopleidingen zoals die van kleermaker of schoenmaker raakten uit de tijd.
Maar er was meer. Vanaf het midden van de jaren 1960 konden leerlingen deelnemen aan het Uitgebreid Doven Onderwijs. (UDO). Het was een soort MAVO, maar dan speciaal voor doven. Na deze opleiding konden leerlingen eventueel doorstromen naar een exacte (HBS-B) of een adminstratieve richting ( HBS-A) in het reguliere onderwijs.
STAATEXAMEN.
Ik heb een keer Staatexamen MULO Engels met enkele kinderen gedaan. Toen ben ik nog een paar jaar keer enorm kwaad geworden. Dat ging bijvoorbeeld over de uitspraak van het Engels komt die exameninator naar mij toe en vraagt; " Welke normen moet ik aanhouden? Ik versta ze als ze Nederlands praten nog niet goed "
Ik zeg " Dan moet u de norm nemen van Engels spreken, dat zou de norm moeten zijn ". ' Maar daar weet ik niks van ", zei hij. Toen antwoordde ik "Dat is dan niet zo leuk voor hen, maar dat zou in mijn ogen veel betekenen dat u ze geen onvoldoende kunt geven, Wantdan zou u ze straffen voor wat u niet weet. " Zo gescheidde het!
Een andere keer, tijdens het Staatexamen Wiskunde zat de examinator een pijp te roken. Hij praatte de halve tijd over met zijn pijp in zijn mond. De kinderen konden daardoor niet liplezen. Ik zei " Je mag blij zijn dat ik die pijp niet uit je mond sla, want dit lijkt helemaal nergens op!
Bij u kunnen deze kinderen geen examen doen!". Die man was kwaad, maar zet toch sorry...'
Sjaak van Puijenbroek interview 2002.
Jammer! Van het Gezondheid dringt Mgr J van Overbeek zijn de directeurschap van Instituut Voor Doven neerlegt. dat hij heeft op ivd zo mogelijk heel groot voorbereiden voor de dove leerlingen gestimuleerd en nu het Instituut Voor Doven St Michielsgestel was zeer geweldig groot van alle instituten voor doven in Nederland.
De foto 8, 9 en 10 De nieuwe Dr. van Udenschool, Het Zwembad van het Instituut voor Doven in 1960 en school in De Wylerberg 1968.
AFSCHEID DIRECTEUR VAN OVERBEEK.
In 1966 nam Mgr van Overbeek afscheid als directeur van het instituut voor Doven. Hij kon terugkijken op een vruchtbare periode. Van 1940 tot 1966 (26 jaar) maakte het instituut een grote groei door. Zowel van binnen als van buiten was het aanmerkelijk uitgebreid. Het aantal leerlingen en personeelsleden was fors toegenomen. Onder zijn leiding verbeterde de medische verzorging, werd de geluidsmethode en de Reflecterende Moedertaal Methode ingevoerd, startte het instituut met de voorzorg aan zeer jonge kinderen en breidde de nazorg uit. Er kwamen meer onderwijsmogelijkheden en voorzieningen. Aparte afdelingen voor doofblinde kinderen en meervoudige gehandicapte clienten kwamen tot stand. Nijverheids en huishoudonderwijs kreeg officiele erkenning. Bovendien bouwde hij een groot netwerk op van wetenschappers en bestuurders die het Instituut voor Doven een warm hart toedragen. Ook zorgde invoering van de AWBZ in 1968 voor een betere financiele uitgangspositie. Door grondaankopen maakte hij de uitbreiding ook fysiek mogelijk. Er verrezen op het terrein nieuwe gebouwen voor de meisjesschool {later ' de Schakel "genaamd ) de voorschool, de Techinsche school en het Martha pensioen. Ook kwam er een nieuwe hostiebakkerij en drukkerij, alsmede een zwembad. Tevens zette hij de nieuwbouw voor het Rafael paviljoen in gang. Aan de vooravond van zijn vertrek had Mgr J v Overbeek nog een ander initiatief genomen in het kader van de verdere differentiatie en de spreiding van de zorg de oprichting van de Mgr Terwindtstichting in Nijmegen.
Directeur van Overbeek kampte met steeds grotere gezondheisprobleem en besloot het iets rustiger aan te doen. Tijdens het diesfeest van het instituut op 2 Oktober 1966 droeg hij zijn functie over aan de priesterleraar en directie-assistent Jan van Eijndhoven.
Johannes van Overbeek overleed nog geen twee maanden later.
MGR TERWINDTSCHOOL.
Midden jaren in 1960 stond onderwijs en zorg aan doven met een meervoudige handicapt nog in de kinder-
schoenen. In Sint Michielsgestel was er weliswaar de Mariaschool en het 'experimenteerpaviljoen Marielle', maar er bestond ook in andere regio's grote behoefte een dergelijks instellingen. De directie van het Instituut voor Doven nodigde in 1965 de Nijmeegse hoogleraar en KNO-
arts Brinkman uit om daarover eens van gedachten te wisselen. Ze besloten tot de oprichting van een nieuwe organisatie, de Mgr Terwindtstichting. In Febuari 1966 werd de stichting officiel bij notariele akte opgericht. Zuster Josine Aarts van de Zusters van de Choorstraat ging de nieuwe school opstarten en leiden.
De eerste school met internaat werd gevestigd in Huize De Wylerberg in Beek-Ubbergen. In de villa werden vier klaslokalen ingericht en vier groepsverblijven. Eind 1966 waren 12 kinderen aangemeld, het jaar daarop steeg dat aantal gestaag. Er was plaats voor 46 leerlingen, waarvan er 40 een plekje in het internaat konden krijgen. In aanmerking kwamen slechthorende kinderen met nog een andere handicap, bijvoorbeeld slechthorende kinderen met leer- of gedragsmoeilijkheden. De dubbelfunctie van school en internaat bleek echter al snel te krap bemeten. De onderwijsfunctie week daarom uit naar een oude jongensschool in de buurt, de voormalige St Josephschool op De Geest. Hier werd de Mgr Terwindtschool gevestigd.
De periode tot 1973 kenmerkte zich door 'pionieren' Docenten en begeleiders probeerden proefondervindelijk te achterhalen wat de beste onderwijsmethode was. Een van de belangrijkste hulpmiddelen voor de communicatie was het handalfabet. Ook werd al vanaf de start gebruik gemaakt van elektronische verstekers, microfoons en hoofdtelefoons. Dit opende voor de leerlingen nieuwe mogelijkheden om in contact te komen met hun omgeving. Na deze aanvangsperiode professionaliseerde het onderwijs, Docenten waren goed opgeleid, gebruiken nieuwe methoden en werkten aan de hand van een algemeen, groeps- en individueel behandelingsplan.
De Mgr Twerwindtschool verhuisde in 1988 naar een nieuwe gebouw aan de Nijmeegsebaan in Groesbeek. In een brochure uit die tijd staat daarover ' De Mgr Terwindtschool beschikt nu ook over een moderen, nieuw schoolgebouw, waarin het voor jong en oud prettig werken en leren is. De afgelopen jaren is de school flink gegroeid. Steeds meer leerlingen uit de regio, waarvoor het vervoer van en naar school per taxi kan worden geregeld, bezoeken nu onze school. Op school worden de kinderen/jongeren ingedeeld in drie afdelingen, de onder, midden- en bovenbouw'.
In de onderbouw konden de jongste kinderen terecht in de leeftijd van 4 tot 9 jaar. De bochure licht een tip van de sluier van de typische aanpak op de Mgr Terwindtschool.
We willen voorkomen dat kinderen weer te veel op hun zwakke punten worden aangesproken. We bieden ze juist nieuwe kansen, door hen taken voor te leggen, die ze aan kunnen en die pas geleidelijk aan in moeilijkheidsgraad toenemen.
De groepen in de middengebouw werden onderscheiden in groepen met enerzijds ernstig slechthorende en anderzijds spraaktaal beperkte kinderen van 9 tot 14 jaar. Het was mogelijk dat kinderen zich de leerstof van de hele basisschool eigen maakten. 'Voor de meeste leerlingen is dit echter niet haalbaar'. aldus de brochure. We zijn er heel attent op dat wilt ze leren, ook door hen in de parktijk gebracht kan worden. De communicatie via het spreken blijft daarbij echter steun hebben van een of meer van de hierna te noemen middelen hoortoestel, spraakafzien, vingerspellen, ondersteunde gebaren en schriftelijke taal. Tijdens het leer en begeleidingsproces wordt gaandeweg duidelijker welke communicatiewijze het meest geeigend is voor een beplaad kind en waar ongeveer de grenzen van zijn/haar mogelijkheden liggen'.
De bovenbouw had het karakter van een school voor voortgezet onderwijs. Er zaten jongeren van 13 tot 19 jaa. Kenmerkend was een grotere vrijheid, maar ook meer verantwoordelijkheid. Het accent lag op het aanleren van praktische vaardigheden (koken en wassen) en techinsche vaardigheden (bewerken van hout, metaal, leer en andere materialen) Het onderwijs was zoveel mogelijk op de werkelijkheid afgestemd, waardoor 'de jongeren zich redden in zoveel mogelijk aspecten van het dagelijks leven'. Rene van der Veen.
Rene van der Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. De fofo nr 2, 3 en 4 DooF/blind school.
RAFAEL: COMMUNICEREN MET DOOFBLINDEN.
Een ander baanberekend initatief voor onderwijs aan meervoudig bepreken was het ' Rafael-paviljoen voor doofblinden kinderen'. dat in 1962 in gebruik werd genomen. Het was pionierswerk, want een dergelijke voorziening was in Europa nauwelijks bekend. Het instituut startte een levendige correspondentie met buitenlandse instellingen. Vooral het contacht met Perkins' Insitute for the Blind in Watertown (Massachusetts Vereinigde Staten) leverde veel nuttige informatie op. Hier bestond namelijk een gespecialiseerde afdeling voor doofblinde kinderen.
In de loop van 1961 werd begonnen met de verbouwing van een voormalig kleedlokaal bij het voetbalvelden op 1 Januari 1962 volgde de opening. Het Rafael-paviljoen startte met 4 leerlingen. De eerste en enige instelling voor doofblinden in Nederland was een feit. Overigens konden er vanaf het prille begin ook niet-katholieke kinderen terecht. Het aantal kinderen groeide snel, waardoor het paviljoen te klein werd. Er moet een nieuw gebouw komen. Op allelei manieren werd geld ingezameld, zoals een collectie in het P.S.V. stadion in Eindhoven tijdens de voetbalwedstrijd P.S.V. - Ajax. Ook het nationaal comite kinderpostzegels deed een flinke duit inhet zakje. In 1967 werd het nieuw gebouw in gebruik genomen. Alle activiteiten konden hier plaatsvinden van wonen, het volgen van onderwijs tot vrijetijdsbesteding.
De leiding van Rafael was jarenlang in handen van Jan van Dijk. Hij had een opleiding gevolgd aan het Perskins' Institute en deed onderzoek naar manieren om doofblindeen tot communiceren te brengen. Zijn bevindingen zouden resulteren in de zogenoemde 'Van Dijkmethode' Aan de basis van deze methode staat een goede diagnose. De diagnose has slechts een deel doel; achterhalen op welke manier Rafael de beste zorg en het beste onderwijs kon bieden aan ieder individueel kind. Verder was kennerkend voor de methode ' dat we proberen aansluiting te zoeken bij de wereld van het kind' aldus Jan van Dijk in een speciale editie van De Vriend.
' Dit klinkt misschien heel gewoon, maar als men een dergelijk uitgangspunt goed doordenkt, geeft het aan waarom ons programma zo wezenlijk afwijkt van alles wat elders gescheidt. Ons uitgangspunt gaat uit van de reakties van het kind.
Een voorbeeld; een kind is gewend na het eten de tanden te poesten. De hulpverlener reikt telkens de tandpasta en de borstel aan. Maar op een dag krijgt het kind alleen de tube. Op het moment dat het kind gaat zoeken, geeft men het vlug de tandenborstel en wordt het kind beloond voor zijn alertheid. Hoe simpel dit alles ook mag klinken, heel wezenlijk vinden wij dat het kind zelf initiatieven kan nemen door het scheppen van zogenoemde anticiperende situaties. Dit zijn situaaties waarin het kind vanuit de gewoonte als het ware al kan raden wat de volgende stal zal zijn. Het is deze aansluiting proberen te zoeken met de voorstellingswereld van het kind, dat ook de basis vormt voor de allereerste pogingen om met het kind in kontakt te komen'. Een andere manier om contact te maken is 'verwijzen' Essentieel daarbij is vooral het inspelen op de leef. maar vooral de voelwereld van het kind. Zo kan een verwijzing naar een auto bestaan uit de gesp van de veiligheidsgordel, omdat het kind dit voelt bij het in de auto zitten. De gesp kan op een kaartje worden bevestigd. Met behulp van allerlei van derglijke verwijzingen kan een heel kaartensysteem worden gemaakt, waarmee ouders, begeleidersen kinderen kunnen communiceren. Een kaart met daarop eenb stukje van een rietje kan staan voor 'ik wil iets drinken' of 'we gaan nu iets drinken'
Ook het gebruik van 'vierhandengebaren' is een beproefd middel tot contact. De client legt de handen op die van de begeleider. Deze 'praat' door met de handen bepaalde gebaren te maken. Doordat de handen van de client meebewegen, krijgt deze de boodschap door. Omgekeerd kan vervolgens de begeleider de handen op die van de client leggen, zodat deze iets kan mededelen.
EEN ECHTE "STRUGGLE"
Als het lukt om een stukje communicatie te ontwikkelen bij de doofblind kind, dan geeft dat een enorme kick. Aan de andere kant is het heel dramatisch omdat het vaak een echte " struggle " is. De kinderen gaan soms door diepe dalen, vooral als ze midden in de puberteit zitten. Je moet toch zorgen dat er perspectief voor hen is Ook voor ouders is het een gigantische belasting, dat kun je je bijna niet voorstellen. Je denkt ook voor hen iets de creeren waardoor hun situatie leefbaarder wordt. Al deze dingen vormen de motivatie om dit werk goed te doen en te bliven doen, Er zit zoveel uitdaging in'.
Ton Visser Interview 2002
VISUSCENTRUM.
Voor de diagnose van clienten met visuele problemen werd in de jaren 1980 het visuscentrumm opgericht, dat een onderdeel vormt van het Diagnosetisch Centrum. Dit Houdt zich bezig met onderzoek, behandeling en adviesering van dove kinderen en volwassen bij wie het gezichtvermogen afneemt, zoals clienten die tijden aan het syndroom van Usher.
Wordt Vervolgd. Rene van der Veen.
Rene van de Veen
12 jaar geleden
Lezers en Kijkers. Vervolg 2e deel.
MARIA-SCHOOL VOOR MEERVOUDIG GEHANDICAPTEN
Door de ontwikkeling van een betere diagnose was ook op ander gebied een verdere differentiatie mogelijk en nood-
zakelijk, namelijk voor leerlingen met een meervoudige bepreking. Ze waren doofblind, hadden een verstandelijke bepreking of vertoonden gedragsprobleem. Het was duidelijk dat ook voor deze leerlingen een aparte vorm van onderwijs noodzakelijk was.
Het Instituut voor Doven had vanaf het midden van de jaren 1950 een school voor meervoudig gehandicapte kinderen, de Maria-school. In een voorlichtingsbrochure uit de jaren 1960 staat over deze school; ' ongeveer 15% van de dove kinderen blijken een meervoudige handicap te hebben in die mate, dat ze het gewone onderwijs van de dove kinderen niet kunnen volgen. Deze kinderen worden in een apart school- en internaatsverband opgevoed. Niet altijd kan de zuivere spreekmethode worden toegepast. Slechts die kinderen worden in ons Instituut opgenomen, welke onderwijsbaar zijn, die althans na een aantal jaren tot een Godsidee kunnen komen. Kinderen die dit peil niet kunnen halen, die dus eigenlijk doofstom en imbeciel zijn geworden niet opgenomen. Voor hen wordt een aparte inrichting elders opgericht.
Die aparte inrichting zou er inderdaad komen. Eerst als onderdeel van de Mariaschool later als zelfstandige afdeling; Het Mariella-paviljoen.
Foto 1. De Nieuwe Mariellaschool in 1988.
MARIELLA-PAVILJOEN: LUISTEREN NAAR HET LICHAAM.
Begin jaren 1960 kende het Instituut voor Doven de volgende indeling; in de a-afdeling kwamen intelligente dove kinderen in de b-afdeling de 'gewone' dove kinderen en in de c-afdeling dove kinderen die moeilijk op school mee konden komen. In deze laatste groep zaten kinderen die zwakbegaafd waren. Sommigen daarvan kregen les volgens de gebarenmethode, die o0it door Martinus van Beek was ontwikkeld. Voor deze kinderen diende er een eigen instelling te komen met een aparte aanpak. Die noodzaak werd nog versterkt, doordat voor 1964 sommige doven kinderen werden afgewezen voor een plaatsje op het instituut. Ze werden namelijk niet in staat geacht klassikaal onderwijs te volgen. Ze hadden volgens de toen gelden maatstaven een te geringe intelligentie, waren contactgestoord of hadden andere handicapte waarvoor speciale zorg nodig was.
Het ontbrak op het instituut eenvoudig aan man- en vrouwkracht voor het geven van aangepaste ondersteuning. Deze kinderen vielen dus tussen wal en schip. Als verstandelijk gehandicapte doven konden ze noch goed terecht bij het dovenonderwijs, noch bij de zorg voor verstandelijk gehandicapten.
Dit was een doorn in het oog van directeur J Van Overbeek. Hij riep de ' Stichting ter Verpleging en Opvoeding van Dove, Geestelijk Gestoorden ' in het leven gevestigd in Oostlbeers. In deze plaats had het instituut een stuk grond verworven. Hier zou de Stichting - als alle plannen doorgingen - een instelling bouwen voor de opvang van verstandelijk beperkte dove kinderen.
Voor de verwezenlijking van dit plan moest alleerst het personeelsgebrek worden opgelost. De Zusters van de Choorstraat hadden geen nonnen meer ter beschikking voor deze taak. Daarom belde Van Overbeek de orde van Franciscanessen in zijn geboorteplaats Oirschot. Ook daar kreeg hij nul op zijn rekest. ' Mag ik toch komen praten?. vroeg hij. Dat mocht. 'Maar als ik kom praten, dan hangende'. antwoordde hij. En inderdaad gingen de Zusters overstag na zijn hartverwarmende pleidooi.
Zuster Mariella van den Hoeven mocht in 1964 in Sint Michielsgestel gaan werken. Ze wist zich aanvankelijk weinig raad met de kinderen, want er bestond geen passende onderwijsmethode. Bovendien was het aantal wetenschappelijke artikelen over dit onderwerp niet op een hand, maar op een vinger te tellen.
Zij kreeg echter spoeding steun van Broeder Leo Speth.
Hij had bijzonder belangstelling voor kinderen met een meervoudige beperking. Samen verrichten ze pionierswerk volgens het principe van 'trial and error'. dus met vallen en opstaan. Doel was om de kinderen tot communicatie te brengen met de mogelijkheden die ze hadden. Vooral de motoriek van de kinderen, de bewegingen en gebaren die ze maakten, bleek een belangrijk ingang voor contact. 'Luisteren naar het Lichaam', zowel door het kind zelf als door de begeleiders, gold als belangrijk uitgangspunt. Dat deze werkwijze veel volharding en geduld vergde mag duidelijk zijn, maar het loonde de moeite. De eerste bemoedigende resultaten lieten niet lang op zich wachten.
In 1967 verhuisden Zuster Mariella, Broeder Leo, 16 groepopvoeders en 24 leerlingen naar een nieuwe houten 'experimenteerpaviljoen' aan de rand van het instituutterrein. Er was bewust voor een afgezonderde locatie gekozen,
Het Instituut voor Doven was immers voornamelijk een 'spreekinstituut' voor dove kinderen zonder verstandelijk handicapt, terwijl de experimentele onderwijsmethode van het Marielle-paviljoen daarvan sterk afweek. De leiding wilde voorkomen dat kinderen die volgens deze verschuldigde methodes werden onderwezen teveel met elkaar in contact kwamwn De begeleiders van het Marielle-paviljoen gebruiken allerlei vormen tot communicatie, zoals lichaamstaal, gebaren, vingerspelling en het maken van tekeningen. De kinderen kregen zo mogelijk ook spreek - en leesles.
Tijdens de opening van het experimenteerpaviljoen hild Zuster Mariella een toespraak. Ze zei met enig gevoel voor hunor over de gebruikte methode.'Uw vraag zal zijn;
" Hoe is jullie didactisch-pedagogisch werkwijze?' Heel een voudig zouden we kunnen antwoorden. "We frutten maar wat aan!" Dat doet u misschien iets aanvoelen van het intuitieve en inventieve. En dan; niet op de eerste plaats geduld, maar volgens het devies van Broeder Leo niet opgeven"
Het houten gebouw was een tijdelijk onderkomen, in afwachting van een nieuwe locatie buiten Sint Michielsgestel. De plannen voor verplaatsing naar Oostelbeers gingen echter in 1972 definitief niet door. Ook het voornemen om naar Sterksel te gaan stuitte op teveel bezwaren, zodathiervan werd afgezien. Het tijdelijk onderkomen kreeg daardoor steeds meer een permanent karakter. Het Marielle-paviljoen bleef uiteindelijk 20 jaar in het houten gebouw, voordat het in 1987 definitief verdween nadat de nieuwbouw van de Marielleschool op het terrein van Huize De Wingerd gereed was gekomen.
De Wingerd in Vught werd midden jaren 1970 verworven en was bestemd voor jonge, volwassen doven met een meervoudig handicap. Ze konden er terecht voor wonen, dagbesteding, therapie, tranining in zelfredzaamheid en andee vormen van ondersteuning. Meestal betrof het oud-leerlingen van het inmiddels tot 'Marielle-school' omgedoopte paviljoen, die doorstroomden naar de Wingerd. Op het terrein kwam ook het 'Marielle- internaat, waar de jonger leerlingen van de school gingen wonen.
Hier in 1964 begonnen experiment met het geven van onderwijs aan dove kinderen met een verstandelijke en sociaal-emotionele handicap bleek een succes. Het toonde aan dat het zinvol en noodzakelijk was meervoudig gehandicapte kinderen en volwassen aparte('categorale') hulp te bieden. Daar was dringende behoefte aan. Stapje voor Stapje werd de kwaliteit van zorg en onderwijs beter.
Zuster Marielle en Broeder Leo ontwikkelen onder meer 'handelingsplannen', waarin de zorg voor ieder individueel kind stond beschreven, Ze gaven hun bevindingen weer in vele publicaticaties, die in binnen en buitenland werden gelezen en gebruikt. De afdelingen 'Marielle" en ' De Wingerd " groeiden uit tot landelijke voorzieningen.
NAAMBANDEN.
In de wandelgangen werd de voormalige schoenmakerij met een knipoog aangeduid als het Marielle-paviljoen in deze ruimte ontfermenden Zuster Marielle en Broeder Leo zich vanaf 1964 over verstandelijk gehandicapte dove kinderen. De naam vond weerklank en was spoedig een begrip. Het aantal leerlingen nam toe en het 'Marielle-paviljoen' groeide uit z'n jasje, Er moest nodig naar een andere locatie worden omgezien. Even was er sprake van om bij die gelegenheid een andere, officiele naam te kiezen. Zuster Marielle leefde immers nog en een naar haar vernoemde paviljoen was wellicht wat al teveel eer, zo was de gedachte, Tijdens een bespreking over dit onderwerp werd echter bekend dat er al enkele grosse n naambanden waren besteld met het opschrift 'Marielle-paviljoen' Deze etiketten moesten in de kleren van de kinderen worden genaaid, zodat de wassserij geen fouten maken. Wat zonde om deze naambanden opgebruikt te laten en nieuwe te bestellen...' oordeelde Mgr van Overbeek. Hij besloot staande de vergadering alle bezwaren weg te wuiven en voortaan de naam " Marielle-
paviljoen" ook officiel te gebruiken.
WONDER.
Er kwam een jongte uit Amsterdam. De Ouders kwamen hem brengen. Na een week had ik hem geleerd om "Mama" te zeggen. De Ouders kwamen 's Zondags op bezoek, hoorden hun zoon het woord zeggen en waren er helemaal ondersteboven van. De volgendezondag stopte er een bus voor het instituut vol met mensen uit Ammerzoden. Die kwamen luisteren hoe het kind het woordje "mama" zei Doven konden niet praten, zo dachten ze, dus het was voor hen een soort wonder.
Broeder Leo Speth Interview 2002.
wordt vervolgd. Rene van der Veen.
Reactie plaatsen
Reacties
How come a lot of stuff you read about bags is simply completely wrong and what you must realize.
converse trainers http://www.poltair.co.uk/converse-size-2/converse-trainers-34ia.html
hoi rene
ik was op de wylerberg in beek-ubbergen bij grens berg en dal lang geleden ik was 1966 tot 1973 op de wylerberg en school bij sint -jezofschool slechthorenden en dove kind en ik kent wel klasgenot meneer arnold janssen die baard en bril en zwarte haar ik zit op raam kleine meisjes naam is dorine
gr van chris de kok
Lezers en Kijkers De foto 5,6 en 7 Vakonderwijs op ivd.
VOORTGEZET ONDERWIJS.
'Differentiatie' was ook het sleutelwoord bij het voortgezet onderwijs. In 1957 begon het Instituut voor Doven met onderwijs in ULO-vakken (Engels, Wiskunde en Handels-
kennis) voor de meest intelligente leerlingen. Ook werdener leerlingen voorbereid voor het ULO-examen en voor de overgang naar Middelbaar onderwijs voor horende kinderen.
Als voorbereiding op de vakopleiding konden leerlingen naar de VBO-school(Voortgezet Buitengewoon Onderwijs)
later veranderd in VSO-school (Voorgezet Speciaaal Onderwijs). Hier kregen ze een algemene of een beroeps-
gerichte opleiding.
In 1960 werd de lager Technische School " Sint Jozef " in gebruik genomen in 1967 gevolgd door de huishoudschool " Sint Rita ". Het vakonderwijs kreeg daarmee een belangrijke impuls. Het instituut stapte bovendien af van het principe dove leerlingen een afgeronde, gespecialiseerde vakopleiding te geven. 'De huidige veranderde maatschappij eist eerder een groter flexbiliteit in de opleiding. Daarom staat de algemene ontwikkeling voorop; ook op de Lager Techinsche school en de Meisjsnijverheidschool'. aldus een voorlichtingsbrochure uit de jaren 1960. Dat getuige van een vooruitziende blik, want de gespecialiseerde vakopleidingen zoals die van kleermaker of schoenmaker raakten uit de tijd.
Maar er was meer. Vanaf het midden van de jaren 1960 konden leerlingen deelnemen aan het Uitgebreid Doven Onderwijs. (UDO). Het was een soort MAVO, maar dan speciaal voor doven. Na deze opleiding konden leerlingen eventueel doorstromen naar een exacte (HBS-B) of een adminstratieve richting ( HBS-A) in het reguliere onderwijs.
STAATEXAMEN.
Ik heb een keer Staatexamen MULO Engels met enkele kinderen gedaan. Toen ben ik nog een paar jaar keer enorm kwaad geworden. Dat ging bijvoorbeeld over de uitspraak van het Engels komt die exameninator naar mij toe en vraagt; " Welke normen moet ik aanhouden? Ik versta ze als ze Nederlands praten nog niet goed "
Ik zeg " Dan moet u de norm nemen van Engels spreken, dat zou de norm moeten zijn ". ' Maar daar weet ik niks van ", zei hij. Toen antwoordde ik "Dat is dan niet zo leuk voor hen, maar dat zou in mijn ogen veel betekenen dat u ze geen onvoldoende kunt geven, Wantdan zou u ze straffen voor wat u niet weet. " Zo gescheidde het!
Een andere keer, tijdens het Staatexamen Wiskunde zat de examinator een pijp te roken. Hij praatte de halve tijd over met zijn pijp in zijn mond. De kinderen konden daardoor niet liplezen. Ik zei " Je mag blij zijn dat ik die pijp niet uit je mond sla, want dit lijkt helemaal nergens op!
Bij u kunnen deze kinderen geen examen doen!". Die man was kwaad, maar zet toch sorry...'
Sjaak van Puijenbroek interview 2002.
Jammer! Van het Gezondheid dringt Mgr J van Overbeek zijn de directeurschap van Instituut Voor Doven neerlegt. dat hij heeft op ivd zo mogelijk heel groot voorbereiden voor de dove leerlingen gestimuleerd en nu het Instituut Voor Doven St Michielsgestel was zeer geweldig groot van alle instituten voor doven in Nederland.
De foto 8, 9 en 10 De nieuwe Dr. van Udenschool, Het Zwembad van het Instituut voor Doven in 1960 en school in De Wylerberg 1968.
AFSCHEID DIRECTEUR VAN OVERBEEK.
In 1966 nam Mgr van Overbeek afscheid als directeur van het instituut voor Doven. Hij kon terugkijken op een vruchtbare periode. Van 1940 tot 1966 (26 jaar) maakte het instituut een grote groei door. Zowel van binnen als van buiten was het aanmerkelijk uitgebreid. Het aantal leerlingen en personeelsleden was fors toegenomen. Onder zijn leiding verbeterde de medische verzorging, werd de geluidsmethode en de Reflecterende Moedertaal Methode ingevoerd, startte het instituut met de voorzorg aan zeer jonge kinderen en breidde de nazorg uit. Er kwamen meer onderwijsmogelijkheden en voorzieningen. Aparte afdelingen voor doofblinde kinderen en meervoudige gehandicapte clienten kwamen tot stand. Nijverheids en huishoudonderwijs kreeg officiele erkenning. Bovendien bouwde hij een groot netwerk op van wetenschappers en bestuurders die het Instituut voor Doven een warm hart toedragen. Ook zorgde invoering van de AWBZ in 1968 voor een betere financiele uitgangspositie. Door grondaankopen maakte hij de uitbreiding ook fysiek mogelijk. Er verrezen op het terrein nieuwe gebouwen voor de meisjesschool {later ' de Schakel "genaamd ) de voorschool, de Techinsche school en het Martha pensioen. Ook kwam er een nieuwe hostiebakkerij en drukkerij, alsmede een zwembad. Tevens zette hij de nieuwbouw voor het Rafael paviljoen in gang. Aan de vooravond van zijn vertrek had Mgr J v Overbeek nog een ander initiatief genomen in het kader van de verdere differentiatie en de spreiding van de zorg de oprichting van de Mgr Terwindtstichting in Nijmegen.
Directeur van Overbeek kampte met steeds grotere gezondheisprobleem en besloot het iets rustiger aan te doen. Tijdens het diesfeest van het instituut op 2 Oktober 1966 droeg hij zijn functie over aan de priesterleraar en directie-assistent Jan van Eijndhoven.
Johannes van Overbeek overleed nog geen twee maanden later.
MGR TERWINDTSCHOOL.
Midden jaren in 1960 stond onderwijs en zorg aan doven met een meervoudige handicapt nog in de kinder-
schoenen. In Sint Michielsgestel was er weliswaar de Mariaschool en het 'experimenteerpaviljoen Marielle', maar er bestond ook in andere regio's grote behoefte een dergelijks instellingen. De directie van het Instituut voor Doven nodigde in 1965 de Nijmeegse hoogleraar en KNO-
arts Brinkman uit om daarover eens van gedachten te wisselen. Ze besloten tot de oprichting van een nieuwe organisatie, de Mgr Terwindtstichting. In Febuari 1966 werd de stichting officiel bij notariele akte opgericht. Zuster Josine Aarts van de Zusters van de Choorstraat ging de nieuwe school opstarten en leiden.
De eerste school met internaat werd gevestigd in Huize De Wylerberg in Beek-Ubbergen. In de villa werden vier klaslokalen ingericht en vier groepsverblijven. Eind 1966 waren 12 kinderen aangemeld, het jaar daarop steeg dat aantal gestaag. Er was plaats voor 46 leerlingen, waarvan er 40 een plekje in het internaat konden krijgen. In aanmerking kwamen slechthorende kinderen met nog een andere handicap, bijvoorbeeld slechthorende kinderen met leer- of gedragsmoeilijkheden. De dubbelfunctie van school en internaat bleek echter al snel te krap bemeten. De onderwijsfunctie week daarom uit naar een oude jongensschool in de buurt, de voormalige St Josephschool op De Geest. Hier werd de Mgr Terwindtschool gevestigd.
De periode tot 1973 kenmerkte zich door 'pionieren' Docenten en begeleiders probeerden proefondervindelijk te achterhalen wat de beste onderwijsmethode was. Een van de belangrijkste hulpmiddelen voor de communicatie was het handalfabet. Ook werd al vanaf de start gebruik gemaakt van elektronische verstekers, microfoons en hoofdtelefoons. Dit opende voor de leerlingen nieuwe mogelijkheden om in contact te komen met hun omgeving. Na deze aanvangsperiode professionaliseerde het onderwijs, Docenten waren goed opgeleid, gebruiken nieuwe methoden en werkten aan de hand van een algemeen, groeps- en individueel behandelingsplan.
De Mgr Twerwindtschool verhuisde in 1988 naar een nieuwe gebouw aan de Nijmeegsebaan in Groesbeek. In een brochure uit die tijd staat daarover ' De Mgr Terwindtschool beschikt nu ook over een moderen, nieuw schoolgebouw, waarin het voor jong en oud prettig werken en leren is. De afgelopen jaren is de school flink gegroeid. Steeds meer leerlingen uit de regio, waarvoor het vervoer van en naar school per taxi kan worden geregeld, bezoeken nu onze school. Op school worden de kinderen/jongeren ingedeeld in drie afdelingen, de onder, midden- en bovenbouw'.
In de onderbouw konden de jongste kinderen terecht in de leeftijd van 4 tot 9 jaar. De bochure licht een tip van de sluier van de typische aanpak op de Mgr Terwindtschool.
We willen voorkomen dat kinderen weer te veel op hun zwakke punten worden aangesproken. We bieden ze juist nieuwe kansen, door hen taken voor te leggen, die ze aan kunnen en die pas geleidelijk aan in moeilijkheidsgraad toenemen.
De groepen in de middengebouw werden onderscheiden in groepen met enerzijds ernstig slechthorende en anderzijds spraaktaal beperkte kinderen van 9 tot 14 jaar. Het was mogelijk dat kinderen zich de leerstof van de hele basisschool eigen maakten. 'Voor de meeste leerlingen is dit echter niet haalbaar'. aldus de brochure. We zijn er heel attent op dat wilt ze leren, ook door hen in de parktijk gebracht kan worden. De communicatie via het spreken blijft daarbij echter steun hebben van een of meer van de hierna te noemen middelen hoortoestel, spraakafzien, vingerspellen, ondersteunde gebaren en schriftelijke taal. Tijdens het leer en begeleidingsproces wordt gaandeweg duidelijker welke communicatiewijze het meest geeigend is voor een beplaad kind en waar ongeveer de grenzen van zijn/haar mogelijkheden liggen'.
De bovenbouw had het karakter van een school voor voortgezet onderwijs. Er zaten jongeren van 13 tot 19 jaa. Kenmerkend was een grotere vrijheid, maar ook meer verantwoordelijkheid. Het accent lag op het aanleren van praktische vaardigheden (koken en wassen) en techinsche vaardigheden (bewerken van hout, metaal, leer en andere materialen) Het onderwijs was zoveel mogelijk op de werkelijkheid afgestemd, waardoor 'de jongeren zich redden in zoveel mogelijk aspecten van het dagelijks leven'. Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. De fofo nr 2, 3 en 4 DooF/blind school.
RAFAEL: COMMUNICEREN MET DOOFBLINDEN.
Een ander baanberekend initatief voor onderwijs aan meervoudig bepreken was het ' Rafael-paviljoen voor doofblinden kinderen'. dat in 1962 in gebruik werd genomen. Het was pionierswerk, want een dergelijke voorziening was in Europa nauwelijks bekend. Het instituut startte een levendige correspondentie met buitenlandse instellingen. Vooral het contacht met Perkins' Insitute for the Blind in Watertown (Massachusetts Vereinigde Staten) leverde veel nuttige informatie op. Hier bestond namelijk een gespecialiseerde afdeling voor doofblinde kinderen.
In de loop van 1961 werd begonnen met de verbouwing van een voormalig kleedlokaal bij het voetbalvelden op 1 Januari 1962 volgde de opening. Het Rafael-paviljoen startte met 4 leerlingen. De eerste en enige instelling voor doofblinden in Nederland was een feit. Overigens konden er vanaf het prille begin ook niet-katholieke kinderen terecht. Het aantal kinderen groeide snel, waardoor het paviljoen te klein werd. Er moet een nieuw gebouw komen. Op allelei manieren werd geld ingezameld, zoals een collectie in het P.S.V. stadion in Eindhoven tijdens de voetbalwedstrijd P.S.V. - Ajax. Ook het nationaal comite kinderpostzegels deed een flinke duit inhet zakje. In 1967 werd het nieuw gebouw in gebruik genomen. Alle activiteiten konden hier plaatsvinden van wonen, het volgen van onderwijs tot vrijetijdsbesteding.
De leiding van Rafael was jarenlang in handen van Jan van Dijk. Hij had een opleiding gevolgd aan het Perskins' Institute en deed onderzoek naar manieren om doofblindeen tot communiceren te brengen. Zijn bevindingen zouden resulteren in de zogenoemde 'Van Dijkmethode' Aan de basis van deze methode staat een goede diagnose. De diagnose has slechts een deel doel; achterhalen op welke manier Rafael de beste zorg en het beste onderwijs kon bieden aan ieder individueel kind. Verder was kennerkend voor de methode ' dat we proberen aansluiting te zoeken bij de wereld van het kind' aldus Jan van Dijk in een speciale editie van De Vriend.
' Dit klinkt misschien heel gewoon, maar als men een dergelijk uitgangspunt goed doordenkt, geeft het aan waarom ons programma zo wezenlijk afwijkt van alles wat elders gescheidt. Ons uitgangspunt gaat uit van de reakties van het kind.
Een voorbeeld; een kind is gewend na het eten de tanden te poesten. De hulpverlener reikt telkens de tandpasta en de borstel aan. Maar op een dag krijgt het kind alleen de tube. Op het moment dat het kind gaat zoeken, geeft men het vlug de tandenborstel en wordt het kind beloond voor zijn alertheid. Hoe simpel dit alles ook mag klinken, heel wezenlijk vinden wij dat het kind zelf initiatieven kan nemen door het scheppen van zogenoemde anticiperende situaties. Dit zijn situaaties waarin het kind vanuit de gewoonte als het ware al kan raden wat de volgende stal zal zijn. Het is deze aansluiting proberen te zoeken met de voorstellingswereld van het kind, dat ook de basis vormt voor de allereerste pogingen om met het kind in kontakt te komen'. Een andere manier om contact te maken is 'verwijzen' Essentieel daarbij is vooral het inspelen op de leef. maar vooral de voelwereld van het kind. Zo kan een verwijzing naar een auto bestaan uit de gesp van de veiligheidsgordel, omdat het kind dit voelt bij het in de auto zitten. De gesp kan op een kaartje worden bevestigd. Met behulp van allerlei van derglijke verwijzingen kan een heel kaartensysteem worden gemaakt, waarmee ouders, begeleidersen kinderen kunnen communiceren. Een kaart met daarop eenb stukje van een rietje kan staan voor 'ik wil iets drinken' of 'we gaan nu iets drinken'
Ook het gebruik van 'vierhandengebaren' is een beproefd middel tot contact. De client legt de handen op die van de begeleider. Deze 'praat' door met de handen bepaalde gebaren te maken. Doordat de handen van de client meebewegen, krijgt deze de boodschap door. Omgekeerd kan vervolgens de begeleider de handen op die van de client leggen, zodat deze iets kan mededelen.
EEN ECHTE "STRUGGLE"
Als het lukt om een stukje communicatie te ontwikkelen bij de doofblind kind, dan geeft dat een enorme kick. Aan de andere kant is het heel dramatisch omdat het vaak een echte " struggle " is. De kinderen gaan soms door diepe dalen, vooral als ze midden in de puberteit zitten. Je moet toch zorgen dat er perspectief voor hen is Ook voor ouders is het een gigantische belasting, dat kun je je bijna niet voorstellen. Je denkt ook voor hen iets de creeren waardoor hun situatie leefbaarder wordt. Al deze dingen vormen de motivatie om dit werk goed te doen en te bliven doen, Er zit zoveel uitdaging in'.
Ton Visser Interview 2002
VISUSCENTRUM.
Voor de diagnose van clienten met visuele problemen werd in de jaren 1980 het visuscentrumm opgericht, dat een onderdeel vormt van het Diagnosetisch Centrum. Dit Houdt zich bezig met onderzoek, behandeling en adviesering van dove kinderen en volwassen bij wie het gezichtvermogen afneemt, zoals clienten die tijden aan het syndroom van Usher.
Wordt Vervolgd. Rene van der Veen.
Lezers en Kijkers. Vervolg 2e deel.
MARIA-SCHOOL VOOR MEERVOUDIG GEHANDICAPTEN
Door de ontwikkeling van een betere diagnose was ook op ander gebied een verdere differentiatie mogelijk en nood-
zakelijk, namelijk voor leerlingen met een meervoudige bepreking. Ze waren doofblind, hadden een verstandelijke bepreking of vertoonden gedragsprobleem. Het was duidelijk dat ook voor deze leerlingen een aparte vorm van onderwijs noodzakelijk was.
Het Instituut voor Doven had vanaf het midden van de jaren 1950 een school voor meervoudig gehandicapte kinderen, de Maria-school. In een voorlichtingsbrochure uit de jaren 1960 staat over deze school; ' ongeveer 15% van de dove kinderen blijken een meervoudige handicap te hebben in die mate, dat ze het gewone onderwijs van de dove kinderen niet kunnen volgen. Deze kinderen worden in een apart school- en internaatsverband opgevoed. Niet altijd kan de zuivere spreekmethode worden toegepast. Slechts die kinderen worden in ons Instituut opgenomen, welke onderwijsbaar zijn, die althans na een aantal jaren tot een Godsidee kunnen komen. Kinderen die dit peil niet kunnen halen, die dus eigenlijk doofstom en imbeciel zijn geworden niet opgenomen. Voor hen wordt een aparte inrichting elders opgericht.
Die aparte inrichting zou er inderdaad komen. Eerst als onderdeel van de Mariaschool later als zelfstandige afdeling; Het Mariella-paviljoen.
Foto 1. De Nieuwe Mariellaschool in 1988.
MARIELLA-PAVILJOEN: LUISTEREN NAAR HET LICHAAM.
Begin jaren 1960 kende het Instituut voor Doven de volgende indeling; in de a-afdeling kwamen intelligente dove kinderen in de b-afdeling de 'gewone' dove kinderen en in de c-afdeling dove kinderen die moeilijk op school mee konden komen. In deze laatste groep zaten kinderen die zwakbegaafd waren. Sommigen daarvan kregen les volgens de gebarenmethode, die o0it door Martinus van Beek was ontwikkeld. Voor deze kinderen diende er een eigen instelling te komen met een aparte aanpak. Die noodzaak werd nog versterkt, doordat voor 1964 sommige doven kinderen werden afgewezen voor een plaatsje op het instituut. Ze werden namelijk niet in staat geacht klassikaal onderwijs te volgen. Ze hadden volgens de toen gelden maatstaven een te geringe intelligentie, waren contactgestoord of hadden andere handicapte waarvoor speciale zorg nodig was.
Het ontbrak op het instituut eenvoudig aan man- en vrouwkracht voor het geven van aangepaste ondersteuning. Deze kinderen vielen dus tussen wal en schip. Als verstandelijk gehandicapte doven konden ze noch goed terecht bij het dovenonderwijs, noch bij de zorg voor verstandelijk gehandicapten.
Dit was een doorn in het oog van directeur J Van Overbeek. Hij riep de ' Stichting ter Verpleging en Opvoeding van Dove, Geestelijk Gestoorden ' in het leven gevestigd in Oostlbeers. In deze plaats had het instituut een stuk grond verworven. Hier zou de Stichting - als alle plannen doorgingen - een instelling bouwen voor de opvang van verstandelijk beperkte dove kinderen.
Voor de verwezenlijking van dit plan moest alleerst het personeelsgebrek worden opgelost. De Zusters van de Choorstraat hadden geen nonnen meer ter beschikking voor deze taak. Daarom belde Van Overbeek de orde van Franciscanessen in zijn geboorteplaats Oirschot. Ook daar kreeg hij nul op zijn rekest. ' Mag ik toch komen praten?. vroeg hij. Dat mocht. 'Maar als ik kom praten, dan hangende'. antwoordde hij. En inderdaad gingen de Zusters overstag na zijn hartverwarmende pleidooi.
Zuster Mariella van den Hoeven mocht in 1964 in Sint Michielsgestel gaan werken. Ze wist zich aanvankelijk weinig raad met de kinderen, want er bestond geen passende onderwijsmethode. Bovendien was het aantal wetenschappelijke artikelen over dit onderwerp niet op een hand, maar op een vinger te tellen.
Zij kreeg echter spoeding steun van Broeder Leo Speth.
Hij had bijzonder belangstelling voor kinderen met een meervoudige beperking. Samen verrichten ze pionierswerk volgens het principe van 'trial and error'. dus met vallen en opstaan. Doel was om de kinderen tot communicatie te brengen met de mogelijkheden die ze hadden. Vooral de motoriek van de kinderen, de bewegingen en gebaren die ze maakten, bleek een belangrijk ingang voor contact. 'Luisteren naar het Lichaam', zowel door het kind zelf als door de begeleiders, gold als belangrijk uitgangspunt. Dat deze werkwijze veel volharding en geduld vergde mag duidelijk zijn, maar het loonde de moeite. De eerste bemoedigende resultaten lieten niet lang op zich wachten.
In 1967 verhuisden Zuster Mariella, Broeder Leo, 16 groepopvoeders en 24 leerlingen naar een nieuwe houten 'experimenteerpaviljoen' aan de rand van het instituutterrein. Er was bewust voor een afgezonderde locatie gekozen,
Het Instituut voor Doven was immers voornamelijk een 'spreekinstituut' voor dove kinderen zonder verstandelijk handicapt, terwijl de experimentele onderwijsmethode van het Marielle-paviljoen daarvan sterk afweek. De leiding wilde voorkomen dat kinderen die volgens deze verschuldigde methodes werden onderwezen teveel met elkaar in contact kwamwn De begeleiders van het Marielle-paviljoen gebruiken allerlei vormen tot communicatie, zoals lichaamstaal, gebaren, vingerspelling en het maken van tekeningen. De kinderen kregen zo mogelijk ook spreek - en leesles.
Tijdens de opening van het experimenteerpaviljoen hild Zuster Mariella een toespraak. Ze zei met enig gevoel voor hunor over de gebruikte methode.'Uw vraag zal zijn;
" Hoe is jullie didactisch-pedagogisch werkwijze?' Heel een voudig zouden we kunnen antwoorden. "We frutten maar wat aan!" Dat doet u misschien iets aanvoelen van het intuitieve en inventieve. En dan; niet op de eerste plaats geduld, maar volgens het devies van Broeder Leo niet opgeven"
Het houten gebouw was een tijdelijk onderkomen, in afwachting van een nieuwe locatie buiten Sint Michielsgestel. De plannen voor verplaatsing naar Oostelbeers gingen echter in 1972 definitief niet door. Ook het voornemen om naar Sterksel te gaan stuitte op teveel bezwaren, zodathiervan werd afgezien. Het tijdelijk onderkomen kreeg daardoor steeds meer een permanent karakter. Het Marielle-paviljoen bleef uiteindelijk 20 jaar in het houten gebouw, voordat het in 1987 definitief verdween nadat de nieuwbouw van de Marielleschool op het terrein van Huize De Wingerd gereed was gekomen.
De Wingerd in Vught werd midden jaren 1970 verworven en was bestemd voor jonge, volwassen doven met een meervoudig handicap. Ze konden er terecht voor wonen, dagbesteding, therapie, tranining in zelfredzaamheid en andee vormen van ondersteuning. Meestal betrof het oud-leerlingen van het inmiddels tot 'Marielle-school' omgedoopte paviljoen, die doorstroomden naar de Wingerd. Op het terrein kwam ook het 'Marielle- internaat, waar de jonger leerlingen van de school gingen wonen.
Hier in 1964 begonnen experiment met het geven van onderwijs aan dove kinderen met een verstandelijke en sociaal-emotionele handicap bleek een succes. Het toonde aan dat het zinvol en noodzakelijk was meervoudig gehandicapte kinderen en volwassen aparte('categorale') hulp te bieden. Daar was dringende behoefte aan. Stapje voor Stapje werd de kwaliteit van zorg en onderwijs beter.
Zuster Marielle en Broeder Leo ontwikkelen onder meer 'handelingsplannen', waarin de zorg voor ieder individueel kind stond beschreven, Ze gaven hun bevindingen weer in vele publicaticaties, die in binnen en buitenland werden gelezen en gebruikt. De afdelingen 'Marielle" en ' De Wingerd " groeiden uit tot landelijke voorzieningen.
NAAMBANDEN.
In de wandelgangen werd de voormalige schoenmakerij met een knipoog aangeduid als het Marielle-paviljoen in deze ruimte ontfermenden Zuster Marielle en Broeder Leo zich vanaf 1964 over verstandelijk gehandicapte dove kinderen. De naam vond weerklank en was spoedig een begrip. Het aantal leerlingen nam toe en het 'Marielle-paviljoen' groeide uit z'n jasje, Er moest nodig naar een andere locatie worden omgezien. Even was er sprake van om bij die gelegenheid een andere, officiele naam te kiezen. Zuster Marielle leefde immers nog en een naar haar vernoemde paviljoen was wellicht wat al teveel eer, zo was de gedachte, Tijdens een bespreking over dit onderwerp werd echter bekend dat er al enkele grosse n naambanden waren besteld met het opschrift 'Marielle-paviljoen' Deze etiketten moesten in de kleren van de kinderen worden genaaid, zodat de wassserij geen fouten maken. Wat zonde om deze naambanden opgebruikt te laten en nieuwe te bestellen...' oordeelde Mgr van Overbeek. Hij besloot staande de vergadering alle bezwaren weg te wuiven en voortaan de naam " Marielle-
paviljoen" ook officiel te gebruiken.
WONDER.
Er kwam een jongte uit Amsterdam. De Ouders kwamen hem brengen. Na een week had ik hem geleerd om "Mama" te zeggen. De Ouders kwamen 's Zondags op bezoek, hoorden hun zoon het woord zeggen en waren er helemaal ondersteboven van. De volgendezondag stopte er een bus voor het instituut vol met mensen uit Ammerzoden. Die kwamen luisteren hoe het kind het woordje "mama" zei Doven konden niet praten, zo dachten ze, dus het was voor hen een soort wonder.
Broeder Leo Speth Interview 2002.
wordt vervolgd. Rene van der Veen.